Annuleringsbedingen klinken als een klantvriendelijk middel: je mag je bedenken en gedane zaken kunnen een keer nemen. Het is logisch dat je als ondernemer hier denkt “voor niets gaat de zon op, dus we willen de gemaakte kosten vergoed zien”. In tal van annuleringsbedingen zie je vervolgens vergoedingen staan van 15% (Bovag-voorwaarden) tot 30% (CBW-voorwaarden) en 100% (cursusinstellingen, als de opzegging na 31 augustus plaatsvindt). Met die gedachte is op zichzelf niets mis. In de uitvoering gaat het helaas meermalen fout. De voorbeelden in de rechtspraak (vooral van kantonrechters) waarin de kostencomponent van een annuleringsbeding sneuvelt, zijn talrijk. Het gevolg is dat de consument een overeenkomst kan opzeggen, zonder een vergoeding verschuldigd te zijn. Dit uitgangspunt is door de Hoge Raad op 10 februari 2023 bevestigd.
Annuleringsbeding als gunst
Bij het opstellen van een overeenkomst met een consument rijst dikwijls de vraag, of de consument de overeenkomst moet kunnen opzeggen of een geplaatste order mag annuleren. Dit wordt in een annuleringsbeding geregeld. Pas op: als de verkoop vanuit een webshop plaatsvindt, heeft de consument van wetswege het recht te annuleren. Artikel 6:230o van het Burgerlijk Wetboek bevat een wettelijk annuleringsbeding, dat de consument het recht geeft de overeenkomst binnen twee weken na levering van de gekochte zaak of na aanvang van de dienst (bijvoorbeeld bij streamingdiensten) te annuleren. Van dit wettelijk recht mag niet worden afgeweken. Wel mag bepaald worden dat als het gebruik door de consument verder is gegaan dan het passen van het product (bij bijvoorbeeld kleding of schoenen) of het testen van de geschiktheid (bij diensten), de consument een gebruiksvergoeding verschuldigd is.
Als de overeenkomst een opdrachtovereenkomst is, wat het geval is bij kinderopvang of onderwijs bij een particulier onderwijsinstituut als LOI, NCOI, NTI of TIO, heeft de consument het recht de overeenkomst “te allen tijde” op te zeggen. Dat is geregeld in artikel 7:408 van het Burgerlijk Wetboek. Ook van dit wettelijk recht kan niet worden afgeweken. Wel staat het de opdrachtnemer vrij om in zijn algemene voorwaarden een redelijke opzegtermijn te bepalen (bijvoorbeeld twee of drie maanden) en te bepalen dat de consument in dat geval de kosten van de genoten diensten verschuldigd is.
Annuleringsbeding: de excessieve vergoeding
Het gaat in de rechtspraak vaak fout met voorgeprogrammeerde vergoedingen. Als deze te hoog zijn en leiden tot een “onevenredige schadevergoeding”, moet de rechter een streep zetten door het kostenbeding. In zijn uitspraak van 10 februari 2023 gaf de Hoge Raad aan dat de rechter dan niet terug kan vallen op de wet. Het kostenbeding verdwijnt en de consument is geen vergoeding verschuldigd, ook niet als een deel van de dienst al is genoten. De reden hiervoor is dat het Europese recht, waarop de uitspraak gebaseerd is, als speerpunt heeft dat onredelijke bedingen in consumentenovereenkomsten niet mogen voorkomen. Dat resultaat kan – aldus het Europese recht – alleen worden bereikt als van het Europese recht een afschrikwekkende werking uitgaat. Om die reden kan ook niet worden teruggevallen op de wet.
Annuleringsbeding: wat dan wel?
Bij deze stand van zaken bekruipt het gevoel of je überhaupt wel een annuleringsbeding in algemene voorwaarden op moet willen nemen. Zeker bij verkoop in een winkel hoeft dat niet. Ruilen of terugbrengen is een gunst, geen recht. Bij webshops en opdrachtovereenkomsten is het recht op te zeggen niet of nauwelijks weg te contracteren. Een annuleringsbeding is dan spelen met vuur. In die gevallen zouden we volstaan met de zin dat bij opzegging de kosten volgens de wet verschuldigd zijn. Al met al blijft het consumentenrecht een doolhof met veel doodlopende wegen.
De advocaten van fL advocaten en de juristen van facily LAW juristen helpen jou graag door dit doolhof te manoeuvreren.